NVM - Verjaringstermijn landjepik is niet 20 maar 40 jaar

Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat landjepik kan leiden tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Hierbij kan de nieuwe eigenaar worden verplicht tot teruglevering van de verkregen grond aan de oorspronkelijke eigenaar. In dit artikel wordt ingegaan op deze opvallende uitspraak.

De feiten
X is sinds 23 februari 1973 eigenaar van een perceel. Achter zijn perceel ligt een bosperceel dat volgens de kadastrale gegevens in eigendom toebehoort aan de gemeente. Vanaf het perceel van X loopt een pad door het bosperceel naar de achtergelegen Heidijk.
Op een bepaald moment lijkt het X een goed idee om een deel van het bosperceel achter zijn perceel (ongeveer 400 m2) te omheinen met een afrastering van 1,40 meter hoog om daar vervolgens onder meer twee boshutten en een jeu-de-boulesbaan de bouwen.  De vanaf dat moment omheinde strook grond is vanuit het bosperceel slechts bereikbaar via een poortje dat alleen door X kan worden afgesloten.

Bij brief van 8 januari 2003 stelt de gemeente X op de hoogte van haar voornemen om werkzaamheden te verrichten op het bosperceel. De gemeente zegt hiertoe de overeenkomst tot gebruik van het stuk gemeentegrond op met ingang van 1 april 2003. Volgens X is er echter geen sprake van een gebruiksovereenkomst en is hij door verjaring eigenaar van de strook geworden. Hij heeft de betreffende grond immers meer dan twintig jaar in bezit.

Het geschil leidt tot een juridische procedure. De rechtbank Oost-Brabant stelt de gemeente in het gelijk. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch  daarentegen vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat X de strook door verjaring in eigendom heeft verkregen.

De Hoge Raad
De Hoge Raad is het eens met het hof.  Het hof heeft terecht geoordeeld dat de gemeente  geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zij mocht veronderstellen dat X zich niet als eigenaar beschouwde, maar bijvoorbeeld als gebruiker of huurder. Ook heeft het hof terecht geoordeeld dat de door X verrichte handelingen op de strook grond dienen te worden gekwalificeerd als het uitoefenen van feitelijke macht met de pretentie rechthebbende te zijn zodat er sprake is van ondubbelzinnig bezit.

Verder is de Hoge Raad het eens met het hof dat de omstandigheid dat de omheining vanaf het pad op het bosperceel nauwelijks te zien was en dat zonder gericht onderzoek ter plaatse niet is vast te stellen waar de tuin van X eindigt en het bosperceel begint, niet zonder meer betekent dat het bezit niet openbaar was.

De Hoge Raad benadrukt dat het voor het gevolg van de voltooiing van de verjaringstermijn (het gevolg is het verlies van de eigendom) voldoende is dat het bezit voldoet aan de door de wet gestelde eisen. Met name is niet vereist dat de rechthebbende daadwerkelijk kennis heeft gedragen van de bezitsdaden van de niet-rechthebbende. Voldoende is dat de bezitsdaden naar buiten toe – en dus ook voor de eigenaar – kenbaar waren. Het gegeven dat de gemeente slechts van die bezitsdaden op de hoogte kon raken door gericht onderzoek doet daar niet aan af. 

Nu X meer dan 20 jaar het bezit heeft gehad, is hij door bevrijdende verjaring eigenaar geworden van de betreffende grond.

Onrechtmatige daad
De Hoge Raad benadrukt dat eigendomsverkrijging door bevrijdende verjaring (20 jaar) is ingegeven door de wens van de wetgever dat – indien de oorspronkelijke eigenaar geen vordering meer kan instellen om het bezit te beëindigen omdat die vordering is verjaard – de bezitter eigenaar wordt ook al staat zijn goede trouw niet vast.  

Dit laat echter onverlet dat de oorspronkelijke eigenaar een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad kan instellen tegen de nieuwe eigenaar. Wie een zaak in bezit neemt en houdt terwijl hij weet dat een ander daarvan eigenaar is, handelt tegenover die eigenaar immers onrechtmatig, aldus de Hoge Raad.

Handvatten beoordeling onrechtmatige daad
De Hoge Raad geeft in zijn uitspraak enkele handvatten waarmee de rechter die zich over de vordering tot schadevergoeding moet buigen tot een oordeel kan komen. Zo is de hoofdregel dat schadevergoeding wordt voldaan in geld. De rechter kan echter op vordering van de benadeelde bepalen dat schadevergoeding in een andere vorm plaatsvindt.

Volgens de Hoge Raad ligt het voor de hand dat – indien de benadeelde dit vordert en de bezitter te kwader trouw nog steeds eigenaar is – de rechter de bezitter te kwader trouw veroordeelt tot het in eigendom overdragen van de wederrechtelijk in bezitgenomen zaak aan de benadeelde.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de bezitter te kwader trouw zich niet kan beroepen op eigen schuld van de benadeelde doordat deze heeft nagelaten om regelmatig onderzoek te doen naar eventuele inbezitnemingen door onbevoegden. Van een grondeigenaar kan niet worden verlangd dat hij zijn percelen periodiek controleert op bezitsinbreuken als daar geen concrete aanleiding voor bestaat.

Tenslotte wijst de Hoge Raad op de verjaringstermijn van de vordering tot schadevergoeding. De rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door het verloop van vijf jaren vanaf het moment dat de benadeelde bekend is geworden met zijn eigendomsverlies en met de daarvoor aansprakelijke persoon. Is de benadeelde niet bekend met het eigendomsverlies en de daarvoor aansprakelijke persoon, dan verjaart de vordering in ieder geval na twintig jaar (alles onverminderd eventuele stuiting van de verjaring).

Conclusie
Wie na het verstrijken van de verjaringstermijn van twintig jaar dankzij een succesvol beroep op bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van een stuk grond moet daarna nog even (lees: vijf tot twintig jaar) wachten met feestvieren.

De uitspraak van de Hoge Raad is goed nieuws voor benadeelden die de eigendom van hun grond hebben verloren door verjaring. Hen komt een rechtsvordering tot schadevergoeding toe die kan leiden tot de teruglevering van het betreffende stuk grond. Met de uitspraak van de Hoge Raad is de verjaringstermijn van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit van een niet-rechthebbende feitelijk verlengd van twintig naar 25 tot 40 jaar.

Indien u vragen heeft over dit onderwerp kunt u contact opnemen met de Juridische Dienst (tel. 030-60 85 181; e-mail jd@nvm.nl).

Recent nieuws